Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet
van Noël Coward
Regie W. de Vletter

Gespeeld in 1952

Noël Coward neemt in dit stuk een loopje met het oproepen van geesten en met de z.g. materialisaties, door een situatie te scheppen, waarin zulk een geest werkelijk verschijnt.
Het is Elvire, de overleden eerste vrouw van de schrijver Charles Condamine, die in zijn huiskamer een seance georganiseerd heeft, met behulp van een nogal zonderling vrouwelijk beroepsmedium, om stof te verkrijgen voor een nieuwe boek.
De komst van Elvire, ogenschijnlijk een mens, doch daarvan op subtiele wijze onderscheiden, schept humoristische, maar ook pijnlijke verwikkelingen, omdat Charles haar wèl ziet en
hoort --- evenals het publiek--- maar anderen, o.a. zijn vrouw Ruth, niet.
Er ontstaat een gespannen toestand, omdat Ruth en Elvire elkaar als rivalen beschouwen, en Charles, die Elvire’s gaan en staan en haar woorden aan Ruth moet overbrengen, zich als een stootkussen voelt tussen beiden in.
Elvire probeert dan op allerlei manieren de dood van Charles te veroorzaken, opdat hij in haar geestenwereld weer bij haar zal zijn, doch door haar laatste poging, het onklaar maken van een auto, verongelukt niet hij maar Ruth, die prompt als geest terugkeert.
Met haar beiden brengen ze Charles tot wanhoop, vooral door de wijze, waarop zij vertrouwelijk spreken over zijn zwakheden en eigenaardigheden, waarbij hij meer vernederd wordt dan de doorsnee-man kan verdragen.
Hij roept opnieuw het medium te hulp en de wijze, waarop zij allerlei hokus pokus bedrijft, verwant aan de middeleeuwse geestenbezwering, illustreert duidelijk het kolderachtige van het gehele geval. Zij slaagt erin om de materialisatie te doen eindigen, doch beide geesten, thans onzichtbaar, blijven om hem heen waren. Zij manifesteren hun aanwezigheid door zijn gevoel van opluchting te verstoren met neerstortende schilderijen, kapot gesmeten vazen, enz. In dit tumult eindigt dit stuk.

Bron: Elise, catalogus op CD-rom van de HVA